met klem beweren (v) (verzekeren) | soutenir (v) (verzekeren) |
met klem beweren (v) (verzekeren) | alléguer (v) (verzekeren) |
met klem beweren (v) (verzekeren) | affirmer (v) (verzekeren) |
met klem beweren (v) (verklaring) | maintenir (v) (verklaring) |
met klem beweren (v) (verzekeren) | maintenir (v) (verzekeren) |
met klem beweren (v) (verklaring) | affirmer (v) (verklaring) |
met klem beweren (v) (verzekeren) | assurer (v) (verzekeren) |
met klem beweren (v) (verklaring) | persister (v) (verklaring) |
met klem beweren (v) (verklaring) | alléguer (v) (verklaring) |
met klem beweren (v) (verzekeren) | persister (v) (verzekeren) |
met klem beweren (v) (verklaring) | assurer (v) (verklaring) |
met klem beweren (v) (verklaring) | soutenir (v) (verklaring) |